De tunnels van Prinzenkopf en van Reilerhals

(458 en 503 meter lengte)

Het doorboren van de bergen voor de bouw van tunnels was destijds een moeilijke opdracht voor mijnwerkers. Naast ingenieurs, landmeters en andere gekwalificeerde arbeidskrachten werden vele Italianen die een goede reputatie hadden als mijnwerkers werden voor deze tunnelwerken ingezet. Een bureau in Alf leidde alle werken tussen Kinderbeuren en de brug in Eller samen met de bouw van de tunnels Reilerhals en Prinzenkopf.

In het kader van de elektrificatie van de Moezelspoorlijn in het begin van de jaren 1970 moesten de tunnels dieper gegraven worden om de elektrische bedrading op een minimumafstand van het tunnelplafond te houden.

Voor de Prinzenkopftunnel stelde zich een probleem omdat de sporen op de spoorwegbrug niet lager konden gebracht worden. Men moest dus het profiel van de opening verbreden en geleidelijk de sporen verlagen. De spoorlijnen op het rotsviaduct konden slechts aangepast worden door centimeter per centimeter te dynamiteren tot het niveau van de verlaagde sporen van de tunnel.

Bij de ingang van de Reilerhalstunnel verlaat de Kanonnenspoorlijn de Moezel. De spoorlijn doorkruist eerst de Eifel om pas een beetje voor Trier dichtbij het dorp Schweich weer aan te sluiten bij de Moezel.